
In december 2024 publiceerde de Europese commissie een rapport over het verduurzamingsproces in de aangesloten landen. Het blijkt een lappendeken aan strategien en uitvoeringsprocedures te zijn waarin vele studies nog ontbreken. Er zijn verschillende benaderingen en prioriteiten die in de aangesloten landen naar voren komen. Deze verschillen zijn een weerspiegeling van de diversiteit aan contexten en uitdagingen;
Focus op energie versus brede duurzaamheid
Sommige beleidsmaatregelen, zoals de energieprestatiecontracten (EPC) in Oostenrijk, leggen de nadruk op het direct verminderen van energieverbruik en CO2-uitstoot. Andere initiatieven, zoals het Holistic Building Program (HBP) in Oostenrijk, hebben een bredere kijk op duurzaamheid en omvatten ecologische, sociale en economische factoren. Dit kan leiden tot een prioritering van energie-gerelateerde maatregelen ten opzichte van andere duurzaamheidsaspecten. Er is een spanning tussen de concrete en meetbare doelen op het gebied van energie en de minder gedefinieerde duurzaamheidsdoelstellingen, waardoor het moeilijker is om bredere duurzaamheid systematisch in besluitvorming en beleid te integreren.
Centralisatie versus decentralisatie
In sommige landen is er een sterke focus op centrale instanties die het overheidvastgoed beheren, zoals in Nederland (RVB) en Frankrijk (DIE). Andere landen, zoals Ierland, leggen de nadruk op gedecentraliseerde aanpakken met betrekking tot het betrekken van gebouwgebruikers bij energiebesparingsprogramma’s. Er is een discussie over het vinden van de juiste balans tussen centrale datamanagementsystemen voor het overzicht en gedecentraliseerde systemen voor gedetailleerde analyses.
Publieke versus private financiering
In landen, zoals Ierland, worden duurzaamheidsprojecten voornamelijk gefinancieerd via de overheidsbegroting. België kiest voor een publiek-private partnerschapsmodel (PPP) om de impact op de staatsschuld te minimaliseren. Er is een spanning tussen het beperken van de staatsschuld en het aantrekken van private investeerders, waarbij de risico’s goed moeten worden verdeeld.
Diepe renovatie versus quick wins
De bronnen benadrukken de noodzaak van diepe renovaties voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen tegen 2050. Tegelijkertijd wordt erkend dat energieprestatiecontracten (EPC) vaak gericht zijn op quick wins (maatregelen met snelle terugverdientijd), wat diepere renovaties kan vertragen. Er is een spanning tussen het prioriteren van snelle resultaten en het streven naar duurzame oplossingen op de lange termijn.
Technologische oplossingen versus gedragsverandering
Sommige landen, zoals Italië, zetten sterk in op technologische oplossingen zoals Building Information Modeling (BIM). Ierland, daarentegen, benadrukt het belang van gedragsverandering via informatiecampagnes en het betrekken van gebruikers. Er is een discussie over de juiste balans tussen technologische investeringen en het stimuleren van energiebewust gedrag bij gebouwgebruikers.
Aandachtspunten:
- Digital Twin Technologie voor Overheidsgebouwen
Hoewel het rapport het gebruik van Building Information Modeling (BIM) in Italië benadrukt (Praktijk #8), wordt de recente vooruitgang in Digital Twin Technologie bij het beheer van openbare gebouwen in Europa niet genoemd. Digital Twins gaan verder dan BIM door real-time, dynamische simulaties van gebouwen te creëren, wat betere voorspellende onderhouds- en energie-optimalisatie mogelijk maakt.
Relevante studie: “Digital Twins for Energy-Efficient Building Management” (2023, European Energy Research Alliance – EERA). Deze studie benadrukt het gebruik van Digital Twins bij de integratie van IoT-data en AI om energieprestaties in openbare gebouwen te optimaliseren.
Relevantie: De studie zou de BIM-casus kunnen aanvullen door te laten zien hoe Digital Twins de capaciteiten van BIM overstijgen bij het beheren van energiebehoeften en het bevorderen van duurzaamheid. - Post-Occupancy Evaluation (POE) in Europese Overheidsgebouwen
Het rapport richt zich op planning en operationele strategieën voorafgaand aan renovaties, maar mist inzichten uit Post-Occupancy Evaluations (POE), die beoordelen of renovaties en interventies hun beoogde energie- en duurzaamheidsdoelstellingen behalen.
Relevante studie: “Post-Occupancy Evaluations in European Public Sector Buildings” (2022, gepubliceerd door het Joint Research Centre van de Europese Commissie – JRC). Deze studie documenteert de prestatiekloof tussen geplande en werkelijke energiebesparingen in gerenoveerde overheidsgebouwen in Europa.
Relevantie: Het opnemen van POE-methodologieën zou de aanbevelingen van het rapport over langetermijnmonitoring en evaluatie van gebouwrenovaties versterken. - Gedrags- en Sociale Wetenschappen in Gebouwenbeheer
De Ierse campagne “Optimising Power @ Work” (Praktijk #6) betrekt gebruikers bij energiebesparingsgedrag. Recente studies gaan echter dieper in op gedragswetenschappen en sociale interventies om energie-efficiëntie in overheidsgebouwen te verbeteren.
Relevante studie: “Behavioral Economics in Energy Efficiency: A Guide for Public Sector Buildings in the EU” (2023, gefinancierd door Horizon Europe). Deze studie onderzoekt de rol van nudges, gamificatie en sociale prikkels om gedragsveranderingen onder gebruikers te bevorderen.
Relevantie: Deze studie zou de Ierse campagne kunnen uitbreiden door evidence-based technieken te bieden om gebruikers verder te betrekken. - Publiek-private samenwerkingen (PPP) in Europa
Het Belgische publiek-private samenwerkingsmodel (Praktijk #4) wordt in het rapport beschreven, maar er worden geen vergelijkingen gemaakt met andere innovatieve PPP-structuren in Europa.
Relevante studie: “Public-Private Partnerships for Low-Carbon Public Infrastructure in Europe” (2023, European Investment Bank – EIB). Deze studie vergelijkt PPP-structuren in Europa, inclusief innovatieve financieringsmechanismen zoals groene obligaties en risicodelingsregelingen voor energie-efficiënte overheidsgebouwen.
Relevantie: Het opnemen van deze studie zou een breder perspectief bieden op PPP’s en alternatieve benaderingen belichten die in andere EU-landen worden toegepast. - EU-Taxonomie en Duurzame Financiering
Het Oostenrijkse Holistische Gebouwenprogramma (HBP, Praktijk #2) integreert EU-Taxonomiecriteria in zijn duurzaamheidsbeoordelingen. Het rapport verkent echter niet volledig de implicaties van de EU-Taxonomie voor duurzame financiering op staatsgebouwen.
Relevante studie: “The Role of the EU Taxonomy in Public Sector Renovations” (2023, gepubliceerd door het European Environment Agency). Deze studie beoordeelt hoe de EU-Taxonomie openbare renovatieprojecten beïnvloedt, met name door financiële en ecologische doelstellingen op één lijn te brengen.
Relevantie: De studie zou verder kunnen verduidelijken hoe naleving van de EU-Taxonomie duurzame financiering voor overheidsgebouwen kan stimuleren. - Renovatie van Historische Gebouwen in Europa
Het rapport noemt uitdagingen met betrekking tot erfgoedgebouwen, maar mist recente studies over duurzame renovatie van historische overheidsgebouwen.
Relevante studie: “Energy Retrofit Strategies for Historic Buildings in Europe” (2023, gefinancierd door Horizon 2020). Deze studie bespreekt innovatieve, niet-invasieve benaderingen om de energie-efficiëntie in beschermde erfgoedgebouwen te verbeteren zonder hun culturele waarde in gevaar te brengen.
Relevantie: Dit zou de aanbevelingen van het rapport voor het beheer van historische staatsgebouwen, met name in Italië en andere EU-landen met een aanzienlijk cultureel erfgoed, verbeteren. - Net-Zero Energy Building (NZEB)-initiatieven
Het rapport benadrukt decarbonisatie, maar bespreekt niet uitgebreid Net-Zero Energy Building (NZEB)-initiatieven in de publieke sector.
Relevante studie: “Scaling Net-Zero Energy Public Buildings in Europe: Lessons from Denmark and Germany” (2023, European Climate Foundation). Deze studie benadrukt de succesvolle implementatie van NZEB-principes in staatsgebouwen.
Relevantie: Het opnemen van NZEB-gerichte strategieën zou de focus van het rapport op het bereiken van langetermijn energiedoelen versterken. - Circulaire Economie in Gebouwenrenovatie
Het rapport vermeldt levenscyclusplanning (Praktijk #2), maar verkent niet het bredere concept van de circulaire economie in renovatieprojecten van overheidsgebouwen.
Relevante studie: “Circular Economy Strategies for Building Renovations in the EU” (2022, Ellen MacArthur Foundation en Europese Commissie). Deze studie bespreekt hergebruik van bouwmaterialen, afvalvermindering en optimalisatie van hulpbronnen in renovatieprojecten.
Relevantie: Het opnemen van circulaire economieprincipes zou het duurzaamheidskader dat in het rapport wordt voorgesteld versterken.
Conclusie en Aanbevelingen
De verschillende benaderingen en prioriteiten zijn niet per se tegenstrijdig, maar laten zien dat er meerdere wegen naar duurzaamheid zijn. De meest effectieve strategie zal vaak een combinatie van verschillende aanpakken zijn, aangepast aan de specifieke context van elk land en elk project. Het rapport zelf pleit voor een holistische benadering, waarbij de verschillende overwegingen worden geïntegreerd.
Het rapport biedt een sterke basis voor het verbeteren van de energieprestaties van staatsgebouwen in Europa. Door de bovenstaande aanbevellende studies en initiatieven te integreren, zou het rapport de volgende lacunes kunnen aanpakken:
- Opkomende technologieën zoals Digital Twins en geavanceerde POE-methodologieën.
- Gedragswetenschappen en strategieën voor gebruikersbetrokkenheid.
- Vergelijkingen van PPP’s en financieringsmechanismen in heel Europa.
- Specifieke oplossingen voor de renovatie van historische gebouwen.
- Omvattende benaderingen van de EU-Taxonomie, NZEB en de circulaire economie.
- Het opnemen van deze aanvullende studies zou het rapport positioneren als een meer holistische bron voor het aanpakken van de uitdagingen van duurzaamheid in staatsgebouwen binnen Europa